- dat
- dat1{{/term}}I 〈aanwijzend voornaamwoord〉1 [zelfstandig (gebruikt)] that2 [bijvoeglijk] that♦voorbeelden:1 ben ik dat? • 〈op foto〉 is that me?zo, denk je dat? • is that what you think?dat doet maar! • some people!zij heeft dat en dat gezegd • she said such and suchdat is nog eens een man • there's a real man for you〈als tegenwerping〉 dat is te zeggen • that is to saydat is het hem nu juist • that's just it, that's the problemziezo, dat is/was dat • right, that's that (then), so much for thatnou, dat is/was het dan • okay, that's that, that was itdat lijkt er meer op • that's more like itwat moet dat? • what's all this about?〈als verklaring〉 dat wil zeggen • that is; 〈als afkorting: d.w.z.〉 i.e.wat zou dat? • what of it?zij zoeken alleen dat wat voordeel geeft • they only seek (whatever is to) their own advantagemijn boek en dat van jullie • my book and yours2 〈afkeurend〉 dat gezanik/gezeur • that (awful) nagging/complainingdat mens • that (dreadful) woman¶ 〈met nadruk〉 het is niet je dat • it's not that great〈met nadruk〉 niet dat bezitten • have nothing at allII 〈betrekkelijk voornaamwoord〉1 [beperkend] that, which; 〈met betrekking tot personen〉 that, who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom 〈in informeel stijl kan het betrekkelijk voornaamwoord vervallen behalve wanneer het het onderwerp is van de betrekkelijk bijzin〉2 [uitbreidend] which; 〈met betrekking tot personen〉 who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom♦voorbeelden:1 het bericht dat hij mij bracht … • the message (that/which) he brought me …het bericht dat mij gebracht werd … • the message that/which was brought me …het jongetje dat ik een appel heb gegeven • the little boy (that/who) I gave an apple tohet kind dat net riep, is mijn zoon • the child that/who just called out is my sonhier woont een meisje dat ik vroeger kende • a girl (that/who) I used to know lives here2 het huis, dat onlangs opgeknapt was, werd verkocht • the house, which had recently been done up, was sold————————dat2{{/term}}〈voegwoord〉1 [ter inleiding van een afhankelijke mededeling] that 〈kan vaak vervallen〉2 [met betrekking tot graadaanduidend gevolg] 〈zie voorbeelden 2〉3 [met betrekking tot reden, oorzaak] that, because4 [met betrekking tot doel] so that5 [met betrekking tot beperking] as far as6 [in uitroepen] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 zij kregen bericht dat hij niet op tijd zou zijn • they got a message (to say) that he would be latein plaats (van) dat je me het vertelt … • instead of telling me, you …de reden dat hij niet komt is … • the reason (why) he's not coming is …uit vrees dat • for fear thatik denk dat hij komt • I think (that) he'll comebehalve dat • except thatmet dat hij … • 〈tijdens〉 just as he …; 〈onmiddellijk erna〉 the moment (that) he …zonder dat ik het wist • without me knowing2 het vriest dat het kraakt • it's freezing (cold)〈informeel〉 je liegt dat je barst! • you're a rotten liarzij zongen dat het een (lieve) lust was • they sang with great gustohet regende dat het goot • it was pouring (down)hij vloekte dat de honden er geen brood van lustten • he swore like a trooper3 hij is kwaad, dat hij niet mee mag • he is angry that/because he can't comeben je ziek dat je zo bleek ziet? • don't you feel well, you look so pale4 doe het zo, dat ik tevreden kan zijn • do it in such a way that I can be pleased with it5 is ze handig, dat u weet? • is she any good as far as you know?is hier ook een bioscoop? niet dat ik weet • is there a cinema here? not that I know6 smerig dat het er uit zag! • you should have seen how dirty it was!dat mij nu juist zoiets moest overkomen! • that such a thing should happen to me right now!stommeling dat je bent! • you stupid fool!
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.